Studio ABC: studiotermen uitgelegd

In de studiofotografie zijn er talloze termen die voor verwarring kunnen zorgen. Want wat is nu precies TTL? Of wat betekent high- en low-key belichting? Daarom hebben we voor jou een lijst opgesteld met daarin de belangrijkste studiotermen uitgelegd. Deze is hieronder, op alfabetische volgorde, terug te vinden. Kom je een onbekende term tegen? Check dan deze lijst en je bent meteen op de hoogte van de betekenis!  

A | BCDEFGHI | J | KLM | N | O | P | Q | RST | U | V | W | X | Y | Z 


  • Bajonet-aansluitingen: De Bajonet-aansluiting is vergelijkbaar met een lensvatting. Lichtvormers zoals een reflector, softbox of beautydish zijn voorzien van een bepaalde bajonet-aansluiting om op een studioflitser te bevestigen. Er zijn verschillende soorten bajonet-aansluitingen die door verschillende merken gebruikt worden. Belangrijk is om te kijken of de bajonet-aansluiting van een lichtvormer past op de flitser.

  • Beautydish: De beautydish is een grote schaal waarmee licht in een brede bundel gereflecteerd kan worden op het onderwerp. Het product wordt gekoppeld aan een flitser met een reflector en zorgt op deze manier voor de weerkaatsing van het licht. Door de vorm en het materiaal van de dish krijgt het ontwerp een zachte en verfijnde belichting. De reflector zit daarmee tussen het effect van een directe flitser en dat van een softbox in.

  • Bouncekaart: Een bouncekaart is een kleine reflectiekaart die je op de reportageflitser bevestigt. Wanneer de flitser dan omhoog gericht is, krijg je toch een kleine reflectie naar voren wat zorgt voor invulling op het onderwerp. Bij veel duurdere reportageflitsers zitten deze ingebouwd. Deze kan je er dan eenvoudig uit schuiven.

  • C-Stand: De C-Stand (kort voor Century Stand) is een studiobegrip wanneer het gaat over een metalen statief dat inzetbaar is voor veel verschillende doeleinden. Kleine lampen, reflectieschermen en nog veel meer kan bevestigd worden op dit handige statief. Anders dan bij een normaal lampstatief klappen de poten hier onder elkaar in door ze opzij te schuiven.

  • Chroma-Key: De term Chroma-Key komt veel terug in de nabewerking van films, maar ook in de studio wordt de term gebruikt voor achtergronddoeken. De term slaat op de intensiteit van een kleur. Vaak zijn deze achtergronden fel groen of blauw. In de nabewerking kan deze kleur eenvoudig eruit gehaald worden om diversen effecten toe te passen.

  • CTB: CTB is een afkorting van Color to Blue. In feite is dit een doorzichtig, blauw filter. Deze plaats je over een lichtbron om de kleurtemperatuur van de lamp te veranderen. Een warme lichtbron kan je zo corrigeren naar een daglicht-uitstraling. Een CTB/CTO gel of filter is vaak in meerdere gradaties beschikbaar: van 1/4e tot 1/1, afhankelijk van de warmte van het licht.

  • CTO: Naast CTB kan je een koele lichtbron ook corrigeren naar een warmer licht. Dit doe je met een CTO-filter of -gel. CTO staat voor Color to Orange, vanwege de oranje kleur. Zo is het toch mogelijk meerdere kleurtemperaturen te gebruiken met een lamp die er maar één heeft.

  • CRI-getal: CRI staat voor Color Rendering Index. De waarde van het CRI-getal geeft aan in welke mate de lichtbron in staat is om de echte kleuren van het object te tonen. Een hogere CRI-waarde betekent een hogere kleurechtheid. De maximale waarde is 100. Hoe dichter bij de 100, hoe hoger de kleurechtheid.

  • Daglicht: Als men in de studio spreekt over daglicht, dan wordt er een bepaalde kleurtemperatuur mee bedoeld. Standaard daglicht heeft een kleurtemperatuur van 5600K.

  • Diffusor: Een diffusor is een witte kap die je over je reportageflitser plaatst. Deze zorgt ervoor dat het flitslicht over een groter gebied verspreid wordt.

  • Diffuus licht: Diffuus licht wordt ook wel omschreven als zacht licht, oftewel licht dat geen harde schaduwen geeft. Dit kan je krijgen door bijvoorbeeld een softbox te gebruiken bij je lamp.

  • Driepuntsbelichting: De meest gebruikte manier van belichten in de studio is driepuntsbelichting. Hiermee belicht je het onderwerp volgens velen optimaal voor foto's en video. Je belicht je onderwerp vanaf drie kanten. Je hoofdlicht komt schuin van voren en is het sterkst. Het invullicht komt van de andere kant (ook schuin van voren) en geeft veel minder sterk licht. Hierdoor worden harde schaduwen en donkere plekken opgevuld. Tot slot zorgt het achterlicht ervoor dat je onderwerp van de achtergrond komt en dat geeft meer diepte.

  • E-TTL: E-TTL (Evaluative Trough The Lens) is een methode van Canon om ook bij digitale fotografie een goede belichting te verkrijgen met behulp van een flitser. Bij E-TTL wordt er een korte flits gegeven voordat de werkelijke foto wordt genomen. Deze vrijwel onzichtbare voorflits wordt gebruikt om de belichting van de flitser af te stemmen met het diafragma en de sluitertijd van de camera.

  • Flitssynchronisatie: De flitssynchronisatietijd is de snelste sluitertijd van je camera waarbij een flits volledig op de sensor geregistreerd wordt. Er kunnen donkere strepen ontstaan als de flits nog niet is afgegaan terwijl de sensor alweer afgedekt is door de sluiter.

  • Flitsduur: De flitsduur is de duur van een flitsbelichting. Deze loopt uiteen van ongeveer 1/400 tot 1/2000. Bij sommige studioflitsers loopt dit zelfs op tot 1/63.000e van een seconde. De duur van een flits kan belangrijk zijn voor het bevriezen van een snelle bewegingen zoals waterdruppels.

  • Fresnel: Een fresnellens is een speciaal geslepen lens die door zijn vorm een gerichte bundel creëert. Veel gebruikt door fotografen met flitsers, maar ook veel bij filmproducties voor de grote studiolampen die ze daar gebruiken. Deze grote lampen verbruiken veel stroom vergeleken met LED's, maar leveren dankzij de fresnel toch een zacht licht en betere schaduwen dan ledpanelen.

  • Gelfilter: Een gelfilter is een stuk doorzichtig gekleurde folie dat je voor een studiolamp of -flitser kan monteren om zo een ander effect te krijgen. Dit kan met CTB of CTO om de kleurtemperatuur aan de passen, maar het kan ook een andere kleur zijn voor een specifiek effect.

  • Haarlicht: Naast het hoofdlicht en het invullicht is het haarlicht een extra lichtbron die de haren van het onderwerp apart verlicht. Hierdoor krijgt een portret meer diepte en lijkt de persoon los te komen van de achtergrond.

  • Hard licht: Hard licht is, zoals de naam al zegt, hard en direct. De diepe schaduwen en felle reflecties zorgen ervoor dat het onderwerp en de uiteindelijke foto’s zeer contrastrijk zijn. Nadeel van hard licht is dat er veel details verloren gaan: zowel in de lichte als de donkere partijen. De kleuren zijn daarentegen erg intens en verzadigd.

  • High-key: High-key is precies het tegenovergestelde van low-key. Bij high-key staan de lichte kleuren centraal. De lichte tonen zorgen voor een natuurlijke, frisse en vrolijke uitstraling.

  • Hoofdlicht: Het hoofdlicht is een onderdeel van je lichtopstelling en direct de lichtbron die het meeste licht op je onderwerp schijnt.

  • HSS: HSS staat voor High Speed Sync en wordt gebruikt in situaties waarbij je flitst met een sluitertijd die sneller is dan 1/250 seconde. Dit kan heel handig zijn bij het vastleggen van beweging.

  • HS: HS staat voor Hyper Sync. Dit is een variant op High Speed Sync die ontworpen is door Pocket Wizard® en zorgt voor een synchronisatie tussen de flitsduur en sluitertijd. In tegenstelling tot HSS zorgt Hyper Sync ervoor dat de flitskracht behouden blijft.

  • Invullicht: Het invullicht is onderdeel van je lichtopstelling en kan worden gebruikt om de schaduwen van het hoofdlicht te verminderen.

  • I-TTL: De term I-TTL wordt gebruikt door Nikon en staat voor ‘Intelligent Trough The Lens’. Het Nikon I-TTL systeem gebruikt een reeks flitsen voorafgaand aan de hoofdbelichting.

  • Kleppenset: Een kleppenset is een accessoire voor studioflitsers of lampen. De kleppen monteer je op de voorkant en hiermee heb je veel controle over de richting én de bundel van het licht. Een kleppenset wordt soms ook wel Barndoors genoemd.

  • Kleurenkaart: Een kleurenkaart is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de kleuren van je camera overeenkomen met die op een referentiemonitor. Hierdoor kan je instellingen aanpassen zodat alle kleuren goed in verhouding zijn.

  • Kleurtemperatuur: De kleur van lichtbronnen wordt aangeduid met ‘kleurtemperatuur’. Licht kan warm of koud zijn. Een warme lichtbron geeft ‘geel’ licht. Denk bijvoorbeeld aan een gloeilamp of kaars. Een koude lichtbron geeft ‘blauw’ licht, zoals een LED lamp of flitslicht. De kleurtemperatuur wordt uitgedrukt in Kelvin. Hoe warmer het licht, hoe lager de kleurtemperatuur.


  • Lichtmeter: Een lichtmeter is een apparaat dat bestaat uit verschillende sensoren en een beeldscherm om de resultaten van de gedane metingen te laten zien. De juiste hoeveelheid licht is namelijk bepalend voor de uiteindelijke foto en de belichtingsdriehoek (ISO, diafragma en sluitertijd) moet hierbij in evenwicht zijn. Het probleem is dat alles handmatig instellen nogal een tijdrovend klusje kan zijn. Een lichtmeter maakt dit een stuk eenvoudiger.

  • Lichtafval: Lichtafval is een term die gebruikt wordt in combinatie met flitslicht. Naarmate de afstand tot de flitser groter wordt, is het flitslicht zwakker. Het licht verliest heel snel intensiteit. Zo snel zelfs dat bij een verdubbeling van afstand er vier keer zoveel licht verloren gaat.

  • Low-key: Bij low-key fotografie overheersen donkere tonen het beeld. Een ander kenmerk van een low-key foto is het hoge contrast. Slechts een deel van de foto is verlicht, waardoor de rest van het beeld gedeeltelijk of volledig wegvalt in de donkere partijen. Low-key foto’s worden vaak omschreven als mysterieus en spannend.

  • Lumen: Lumen is een maat die de totale hoeveelheid zichtbaar licht rondom een lichtbron aangeeft. Deze hoeveelheid is afhankelijk van het type lamp en het vermogen. Zo heeft een ledlamp meer lumen met een kleiner vermogen dan een gloeilamp. Voorbeeld: Een 10W ledlamp geeft 900 lumen af. Een gloeilamp doet ditzelfde met 75W.

  • Lux: Lux is de sterkte van een lichtbron, gemeten op een loodrechte afstand van 1 meter. Voorbeelden: kantoorlicht: 500 lux, daglicht: 10.000 lux, volle maan: 0,1 lux.

  • Master/slave: Als je werkt met meerdere flitsers is het gebruikelijk om één flitser aan te sluiten op de camera met behulp van een kabel of draadloze triggerset. Deze flitser noemen we in dit geval de ‘master’. De andere flitser of flitsers kunnen automatisch meeflitsen als ‘slave’. Je kan natuurlijk ook de ingebouwde flitser van je camera instellen als ‘master’.

  • Octabox: Een octabox is, net als een softbox, een hulpmiddel voor het spreiden en egaliseren van licht. Een octabox is echter achthoekig, wat ervoor zorgt dat er een grotere spreiding van het licht optreedt dan bij een softbox.

  • Onderbelichting: Bij onderbelichting is er eigenlijk te weinig licht aanwezig om de foto of video goed te belichten. Donkere plekken worden volledig donker tot zwart. Hierdoor kan er detailverlies optreden in schaduwen. Uiteraard kan dit ook een keuze zijn van de fotograaf om zo een effect te creëren of om een bepaald element eruit te laten springen.

  • Overbelichting: Bij overbelichting is er te veel licht aanwezig. Lichte delen zullen volledig wit ingevuld worden. Ook hier zullen dan details verloren gaan. Iets wat men over het algemeen wil voorkomen, maar ook dit kan een bewuste keuze zijn. Donkere plekken zullen ook lichter zijn waardoor deze beter zichtbaar zijn.

  • Reflectiescherm: Een reflectiescherm is één van de meest gebruikte hulpmiddelen in de studio. Hiermee kan je bestaand licht, flitslicht of continulicht weerkaatsen om schaduwen op te helderen en het licht beter te verdelen over het onderwerp.

  • Reflector: Een reflector is veel gebruikt in de studio en zit vaak zelfs al standaard op een studioflitser. De reflector zorgt voor een wijde spreiding van het flitslicht.

  • Richtgetal: Het richtgetal wordt omschreven als de maximale hoeveelheid flitslicht die de flits kan produceren. De berekening van het richtgetal is gekoppeld aan de afstand (flitser tot object) en het diafragma. Het richtgetal is gedefinieerd bij een ISO-waarde van 100. Hoe hoger het richtgetal, hoe hoger de lichtopbrengst van de flitser. Let op: het richtgetal van Canon-flitsers wijkt af van het uitgangspunt van 100 ISO. Canon gebruikt namelijk een ISO van 200. Hierdoor wordt het richtgetal verdubbeld.

  • Ringflitser: Een ronde flitser met in het midden een gat waar de lens van de camera doorheen gestoken kan worden. Hierdoor krijg je een flits rondom je objectief waardoor het onderwerp gelijkmatig van alle kanten belicht wordt. Dit geeft bij portretten vaak een mooi effect in de reflectie van de ogen.

  • Rode ogen: Rode ogen ontstaan in je foto als de lichtbron zich te dicht bij het middelpunt van het objectief bevindt. De flits zorgt dan voor een reflectie in de achterkant van de ogen, en deze kleurt rood bij foto's. Als je de flitser verder weg plaatst óf dichterbij fotografeert met een kortere brandpuntsafstand kan je dit voorkomen.

  • Softbox: Een softbox is een hulpmiddel voor het spreiden en egaliseren van licht. Een softbox bestaat uit een tentvormige constructie met aan de voorkant een doorschijnend doek (diffuser) en binnenin reflecterend materiaal. Door een flitser achterin de box te plaatsen wordt het licht eerst binnenin weerkaatst voordat via het doorschijnende doek het onderwerp belicht wordt. De zachte tonen van het licht maken de softbox zeer geschikt om te gebruiken bij product-, interieur- en portretfotografie.

  • Soft focus: Soft focus is een techniek uit de fotografie waarbij het beeld met opzet enigszins onscherp gemaakt wordt. Zo kan je je beelden voorzien van een dromerig effect. Om dit effect te creëren, kan je gebruik maken van een speciaal filter. Heb je een UV- of beschermingsfilter in huis? Als je daar wat vaseline op smeert, bereik je hetzelfde soft focus-effect.

  • Spigot-adapter: Een spigot-adapter is een universele aansluiting op statieven. Deze wordt gebruikt om een bestaande spigot of schroefdraad te verlengen, zodat je de juiste schroefdraad krijgt en de gewenste accessoires op je (lamp)statief kan plaatsen.

  • Strooilicht: Strooilicht is licht dat onbedoeld het onderwerp bereikt.

  • Strijklicht: Bij strijklicht valt het licht vanaf de zijkant op het onderwerp. Dit zorgt ervoor dat oneffenheden extra geaccentueerd worden en bijzondere elementen naar voren komen.

  • TTL: TTL staat voor Through The Lens. Dit houdt in dat de camera het licht meet door de lens, waardoor de juiste belichting bepaald kan worden. De grootste voordelen van TTL zijn gemak en snelheid, maar aan de andere kant is de lichtmeting niet perfect.

  • Tungsten: Wanneer er over tungsten-licht gesproken wordt, wordt er meestal kunstlicht bedoeld met een warmere kleur. Tungsten betekent eigenlijk hetzelfde als wolfraam, het materiaal waar de gloeidraad van een gloeilamp is gemaakt. Een tungsten-lamp heeft daarom een vergelijkbare kleurtemperatuur van 3200K.

  • Watt/seconde (W/s): Het vermogen van flitsers wordt uitgedrukt in Watt/seconde of W/s. Het vereiste vermogen is afhankelijk van de instellingen op de camera en het onderwerp. Voor portretfotografie en het vastleggen van kleine producten is bijvoorbeeld een vermogen van 150 W/s voldoende. Wil je grotere onderwerpen vastleggen? Dan heb je ook meer vermogen nodig.

  • Zacht licht: Zacht licht is egaler dan hard licht en komt vaak van grote lichtbronnen. Bij zacht licht is er sprake van een zachtere overgang van licht naar donker. Het verschil tussen de verlichte kant en de donkere kant is minder duidelijk. Het voordeel van zacht licht is dat je geen last hebt van schaduwen. Dit is vooral bij portretten ideaal.

Terug naar de studio!